Het hebben van personeel brengt een hoop verplichtingen met zich mee. Voor sommige werkgevers, bijvoorbeeld in de bouw en voor schildersbedrijven, geldt dat uw onderneming ook verplicht is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds (BPF). Dit kan een heel kostbare zaak zijn, zeker wanneer u zich niet bewust bent geweest van deze verplichte deelname. Een bedrijfstakpensioenfonds kan dan namelijk met terugwerkende kracht alsnog premies van u vorderen!
Gelukkig kan er tegen een onterechte aanmelding bij een bedrijfstakpensioenfonds veel gedaan worden! En zelfs wanneer de aanmelding bij een BPF wel terecht is, blijft het zaak om goed op te letten. Het gebeurt namelijk regelmatig dat de nota’s van een BPF te hoog zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er door het bedrijfstakpensioenfonds ambtshalve nota’s worden opgelegd of wanneer er over een te lange periode uit het verleden nog kosten in rekening worden gebracht.
Wat te doen tegen ambtshalve opgelegde nota’s?
U bent verplicht om een bedrijfstakpensioenfonds van de juiste informatie te voorzien. Wanneer u dat niet doet, zal het bedrijfstakpensioenfonds ambtshalve aanslagen opleggen. Hierdoor kan het zijn dat de nota’s veel te hoog uitvallen. De eenvoudigste manier om dit aan te pakken is om het bedrijfstakpensioenfonds (alsnog) van de juiste informatie te voorzien, zodat de nota’s kunnen worden aangepast.
Over welke termijn mag er nog premie gevorderd worden?
Zoals ik al heb aangegeven kan een BPF met terugwerkende kracht nog pensioenpremie van u vorderen. Het BPF moet daarbij wel rekening houden met de verjaringstermijn van vijf jaar (zoals die is neergelegd in artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek). De belangrijkste vraag is dan wanneer die verjaringstermijn ingaat. Is dat vanaf het moment dat u eigenlijk verplicht was de premie af te gaan dragen? Of is dat vanaf het moment dat u de nota van het bedrijfstakpensioenfonds voor het eerst ontvangt?
In de rechtspraak wordt er verschillend omgegaan met deze vraag. De Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2018:7927) oordeelde dat de verjaringstermijn pas gaat lopen op het moment dat de facturen zijn verstuurd. Wanneer deze uitspraak wordt gevolgd, heeft dat zeer verstrekkende gevolgen. U zou dan nog een aanslag kunnen krijgen van tienduizenden euro’s, omdat u nog voor bijvoorbeeld 15 jaar aan pensioenpremie moet afdragen voor al uw werknemers!
Ik ben van oordeel dat dit tot onwenselijke situaties kan leiden. Gelukkig is er daarom óók een andere lijn in de jurisprudentie te ontdekken. Zo oordeelde het Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2018:570) in een geschil met het BPF Bouw dat de verjaringstermijn na iedere loonperiode aanving, waardoor de ondernemer zich met succes op verjaring kon beroepen.
Het bijzondere is dat zowel de Rechtbank Amsterdam als het Gerechtshof Den Haag dezelfde juridische benadering hebben gehad ten aanzien van de verjaring. Zij hebben een en ander vooral af laten hangen van de (door het bedrijfstakpensioenfonds) bewoordingen in het Uitvoeringsreglement. Hiermee lijkt het erop dat een BPF zelf kan bepalen wanneer een verjaringstermijn aan zou vangen; naar mijn persoonlijk oordeel een zorgelijke ontwikkeling.
Nog veel meer problemen met bedrijfstakpensioenfondsen
Naast geschillen over de werkingssfeer van verplichtstellingsbesluiten en de hoogte van nota’s, zien we in de praktijk ook ander soort geschillen met bedrijfstakpensioenfondsen. Denk hierbij bijvoorbeeld over de vraag of een bedrijf in aanmerking komt voor een vrijstelling van deelname aan een pensioenfonds.
Heeft u een geschil met een bedrijfstakpensioenfonds? Aarzel dan niet en neem (vrijblijvend) contact op met de arbeidsrechtadvocaten van Van Diepen Van der Kroef!
Dit artikel is geschreven door onze sectie Droit du travail in Alkmaar. We zijn telefonisch bereikbaar op 072-5121300.